muriel

Muriel.
Muriel?
Italië. In Italië bij Muriel. Een kerel voel ik me naast haar.
Jij? Een kerel?
Ik voel me net een kerel, bij Muriel, in Italië. Hoe ze het doet ik weet het niet, maar ik loop met de boodschappentassen te sjouwen en alle mannen kijken naar haar.
Jij bent de man.
Ze kookt voor me.
Zij is de vrouw.
Zij kookt, ik lees de krant.
Jij bent de man.
Ik lees de krant. Zij kookt. Zij komt iets vertellen. Ik lees een zin. Zij komt iets vertellen. Niet dat je moet antwoorden, maar je bent wel de draad kwijt. Ik wil gewoon de krant lezen. Zonder dat gekwebbel van haar.
Waarom doet ze dat?
Aandacht?
Hadden jullie ruzie over de krant? Ruzie. Met Muriel.
Nee, niet de krant. De gespreksonderwerpen. Kleren. Mannen. Auto's.
Jullie praten over auto’s?
Drie uur lang op weg naar Rome. Muriel kan een auto kopen voor drieduizend Euro. Ze heeft chronisch geldgebrek. Ze wil een auto kopen voor drieduizend Euro. Zonder auto is onhandig, vind zij. Ze overweegt een auto te kopen voor drieduizend Euro. Drie uur lang op weg naar Rome praten we over de auto. Of de kleur bevalt, of..
Jullie rijden een proefrit?
Een huurauto. Muriel heeft de auto nog niet gezien. Ik ook niet. Elke auto die voorbij komt waarvan zij denkt dat hij op haar auto lijkt, wijst ze aan. Ze zegt. Kijk! Die auto lijkt op mijn auto. Ik zeg, die auto, maar vind je die auto niet lijken op een gezins-auto? Vind je dat niet een auto voor een gezinnetje?
Ze wil een gezinnetje..?
Ja
En ze heeft geen man?
Nee. En over de imperiaal.
De imperiaal?
Praten over de imperiaal. In de auto naar Rome. Een rit van drie uur. Nee, niet de imperiaal. Die dingen. Die. Hoe heten ze. Het is geen imperiaal. Die uitstekende dingen. Hoe heten ze?
Weet wat je bedoelt. Weet niet hoe ze heten. Waar je je skies opbind. Geen imperiaal.
Nee, een imperiaal kan eraf. Deze dingen kunnen er niet vanaf. Of wel. Dat is het gesprek. Of ze ervanaf kunnen of niet. Die imperiaal-dingen. Ze kunnen ervan af of ze kunnen er niet vanaf. Een van beiden. Daar ben je toch zo over uitgepraat. Ze gaan ervan af of ze gaan er niet van af. We weten het allebei niet. Weten niet eens hoe ze heten. Hoe lang kan je het daarover hebben?
Muriel wil ze er vanaf?
Ja natuurlijk, is toch lelijk op het dak. Dat ziet toch niet uit. Die imperiaaldingen. Je weet niet of ze ervanaf kunnen. Ik weet het niet. Muriel weet het niet. We weten het allebei niet. Dan zijn er twee mogelijkheden. Ze kunnen er vanaf of ze kunnen er niet vanaf. Hoe lang kan je het daar over hebben? Dan zegt ze, dan zegt ze. Die auto lijkt op mijn auto! Tien minuten later. Kijk! Die auto lijkt op mijn auto!

dinsdag 2 januari 2007