alles is energie II

Manon is gymlerares. Manon ziet er niet uit als een gymlerares. Klassiek ziet ze er uit. Van adel ziet ze er uit. Het lijkt niet bij haar te passen. De sport-outfit. Het korte gymbroekje met fluitje en dertig schreeuwende pubers. Isaac is advocaat. Isaac ziet er ook uit alsof hij eigenlijk niet hoeft te werken tussen de vakanties. Isaac was met Martha nu is hij met Manon. Kom Isaac tegen in het café. Hij is behoorlijk van slag door de dood van Martha. Ze was zijn grote liefde. Op de begrafenis ben ik de kroegnacht alweer vergeten. Wat ik onthouden heb is dat Isaac zo verdrietig is over de dood van Martha. Sta naast Manon. Denk aan het verdriet van Isaac en vraag niets vermoedend.
Hoe is het met Isaac?
Manon schrikt. Ik zie haar schrikken. Ik schrik omdat Manon schrikt. Manon is niet makkelijk aan het schrikken te maken. Wat heb ik verkeerd gezegd? Manon herstelt zich en zegt.
Ach ja. Je kent Isaac. Hij laat nooit het achterste van zijn tong zien.
Het is een begrafenis. Het is ochtend. Het is nog vroeg. Denk er verder niet over na. Later die middag in het café. Het aangeslagen gezelschap drinkt champagne en witte wijn. Champagne en witte wijn een idee van Magda, de café-houdster.

Manon is de dag begonnen met witte wijn. Ik heb weer eens besloten om nooit meer te drinken en drink Spa. Manon kijkt naar Magda. Magda huilt. Manon kijkt naar de huilende café-houdster en zegt.
Mensen gaan nu eenmaal dood. Morgen om half negen sta ik weer voor de klas. De dood is de dood. Mensen gaan nu eenmaal dood.
Manon praat en ik luister naar platitudes over de dood. Manon praat en ik vraag me af waarom ze zo over de dood en de doden praat. Het is een begrafenis, er zijn huilende mensen en de gymlerares praat over de dood alsof ze haar knie gestoten heeft. Even wrijven en het is over. Ze vertelt dat ze Isaac die ochtend nog geholpen heeft met zijn speech. Hij heeft eigenlijk geen speech. Hij hoeft alleen maar te zeggen,
Beste mensen wat fijn dat u allemaal gekomen bent. Het kleint had het op prijs gesteld.
Het kleint, het kleint, hij noemt haar, het kleint.
Klein meisje noemt hij haar, zijn ex-vriendin.
Beste mensen wat fijn dat u allemaal gekomen bent, het kleint had het op prijs gesteld.
Bij het kleint, breekt zijn stem. Manon, maakt er grapjes over dat Isaac zo zenuwachtig is. Het kleint, het knappe Indonesische, meisje-meisje, jong gestorven aan acute leukemie. Manon zegt.
Ze was niet mijn vriendin. Ik heb andere vriendinnen.
Ze zegt het met een verontschuldigend gezicht. Ik luister met mijn heldere Spa-hoofd. Manon vertelt dat ze op winter-sport is met Isaac. Ze horen dat Martha gestorven is. De vroegere geliefde van Isaac is dood. Ze reizen terug voor begrafenis. Die avond in het hotel worden ze dronken, de advocaat en de gymlerares.
Maar jij drinkt helemaal niet?
Ik heb heel veel gedronken.
Maar jij drinkt helemaal niet, jij bent mijn role-model. Jij kan stoppen.
Nee hoor, ik moet gewoon niet drinken, als ik drink wordt ik kwaad, zegt Manon.
Op wie wordt je kwaad dan?
Ik wordt kwaad op de wereld en op Isaac.
Op Isaac?
Ja. Op Isaac. Hij heeft me zo vaak vertelt waarom hij bij haar is weggegaan. Wat hij niet leuk aan haar vind. Hoe kan hij haar nu leuk vinden en mij ook? Ik snap het niet, dat poezelige van haar. Dat stemmetje! Ik ben toch totaal anders! Zij neemt steeds de telefoon op. Ze woonden nog in hetzelfde huis. Nee, hij is er niet, zegt zij met dat stemmetje. Zij weet waar Isaac is en ik niet. Vanaf de dag dat ik weet dat ze dood is, heb ik gedronken en ruzie gemaakt met hem.
Waarom ben je zo onzeker?
Ik ben niet onzeker. Ik snap gewoon niet, hoe hij en van haar, en van mij kan houden. We lijken niet op elkaar, we zijn totaal verschillend!
Waarom ben je zo onzeker?
Ik ben niet onzeker. Ik vind het erg dat ik lelijke dingen tegen Isaac gezegd heb, toen ik dronken was.
Isaac komt erbij staan en schuift aan de bar. Vermoedt hij dat er meer huwelijksgeheimen onthuld worden dan hem lief is.
Zullen we wat gaan eten, zegt hij tegen zijn vrouw.
Nee, zegt Manon. Ik wil naar bed.
Het is zes uur, zegt Isaac met zachte stem. Kom zullen we wat gaan eten.
Ik wil niks eten, zegt Manon met een kinderstemmetje.

Kom lief we gaan, zegt Andreas.
Andreas noemt me zijn lief. Andreas noemt iedereen lief. Hij zegt lief tegen de mensen. Nee lief, dat moet je zo niet doen. Lief, dat had je niet hoeven doen als iemand hem onverwacht een kopje koffie brengt. Of, lief, dat lijkt me een uitstekend idee. De mensen die door hem met lief aangesproken worden voelen zich heel speciaal. Totdat ze ontdekken dat Andreas bijna iedereen de titel lief gunt. Hij is niet kieskeurig. Vind de mensheid interessant en de onderdanen lief. Jij noemt iedereen lief, zegt een gedupeerde verontwaardigd als hij zich beroofd voelt van zijn eretitel.
Wie is de liefste, daar gaat het om.

woensdag 23 januari 2007